Eigendom en gemeengoed
Wanneer Hannah Arendt in 1958 haar boek The Human Condition publiceert, confronteert zij haar lezers met een frontale aanval op het westerse vertrouwen in privé-eigendom. Zij denkt namelijk dat bezit slechts van waarde is voorzover het als grondstof dient voor economische groei. Lijnrecht daartegenover staat Garret Hardins beroemde artikel uit 1968, The tragedy of the commons. Hardin beweert dat wanneer niemand eindverantwoordelijk is voor de gemene gronden, het niet anders kan dan dat er overbegrazing zal plaatsvinden. Daarom moet de toegang ertoe gereguleerd worden via eigendomsrechten.
Zijn voorbeeld maakt gebruik van de Engelse commons. Maar de geschiedenis van de opdeling van hun Nederlandse equivalent, de meent, wijkt daarvan af. Waar de commons werden opgedeeld en afgesloten, maakt de meent nog een verdere ontwikkeling door: de ruilverkaveling. Dit van oudsher als heroïsch beschouwde nationale project, mondt echter niet uit in een optimale situatie. Kleine boeren worden uit de markt gedrukt en de oude coöperaties laten geen nieuwe toe.
De meent mag dan zijn functie verloren hebben, maar ook eigendom biedt niet afdoende regulering aan de hedendaagse, ervaringsgerichte markt. Een kleine geschiedenis van de meent kan bijdragen aan vraagstukken rond hedendaagse gemene domeinen zoals de visgronden, het regenwoud, maar ook kennis van DNA en copyrights op kleuren.
Aetzel Griffioen volgt een Master Wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij doceerde maatschappelijk verantwoord ondernemen en intellectueel eigendomsrecht, schreef samen met Sjoerd van Tuinen over de meent in Krisis, publiceerde in Volume en voor flexmens.org.
|